Klokken. Mijn fascinatie voor techniek is mijn drijfveer. Helaas nadert het tijdperk waarin pure mechaniek voor veel innovatie zorgde, meer en meer haar einde.
Electronische oplossingen kom je steeds vaker tegen. Ik kreeg mijn eerste digitale horloge cadeau van een vriend in Hongkong, toen ik daar op doorreis was naar Japan.
Het was 1978, en ik gebruikte tot die tijd een horloge dat ik in Zwitserland, in Geneve kocht. Zo’n horloge met een mooie metalic groene wijzerplaat, een zwart leren band, lichtgevende wijzers en een uittrekbare knop om de tijd in te stellen, ingedrukt kon je het mechaniek opwinden om weer enkele dagen “bij de tijd” te zijn.
Ook klokken uit een ver verleden vond ik geweldig, niet alleen vanwege de inwendige techniek, maar ook de bewerkte, decoratieve aspecten ervan. Zoals de afgebeelde Franse pendule uit de negentiende eeuw. Voor meer techniek: lees hier.
Historisch overzicht
De techniek om tijd te meten begon met de eerste zonnewijzers. Afhankelijk van zon, lastig te lezen bij zware bewolking. Er waren ook waterklokken, een reservoir met een gaatje onderin, dat een bepaalde tijd nodig had om leeg te lopen. Het moest dus steeds worden bijgevuld.
Later, brachten zandlopers een ontwikkeling op gang, die vooral de scheepvaart dienden. Een grote zandloper kon een periode van 4 uur doorlopen, alvorens iemand het moest omkeren.
Dat ging gepaard met het luiden van de scheepsbel, en het was ook een teken ter aflossing van de wacht, een verse matroos klom naar het kraaiennest.
De mechanische klok
Rond 1280–1300 verschenen in Europa de eerste echte mechanische klokken, vaak in kerktorens. Ze werkten met een gewicht dat langzaam naar beneden zakte en zo tandwielen aandreef.
De snelheid werd geregeld door een spilgang (verfijnde rem die steeds losliet en blokkeerde), waardoor het rad van de klok stap voor stap draaide, het “tikken” van de klok.
Ze hadden meestal geen wijzerplaat, maar luidden de uren op een bel, zodat de hele omgeving wist hoe laat het was.
In de 14e en 15e eeuw kwamen er wijzerplaten met urenwijzers, maar nog zonder minutenwijzer.
Klokken werden complexer, met kalenders, astronomische aanduidingen (maanstanden, zon en sterrenbeelden).
Een goed en beroemd voorbeeld hiervan is de astronomische klok van Praag uit 1410. Ik heb zelf ook in de rij gestaan om deze klok te zien en horen luiden, in 1991.
Een enorme sprong in nauwkeurigheid werd gemaakt door door Christiaan Huygens, die in 1656 de slingerklok ontwikkelde.
De slinger zorgde voor een veel regelmatiger ritme.
Nauwkeurigheid ging van een paar kwartier afwijking per dag naar minder dan een minuut.
Hierdoor werden ook lange slingerklokken, meestal uitgevoerd als staartklokken of staande klokken, populair in huiskamers.
Natuurlijk wilde iedereen de tijd weten, klokken werden al snel gemeengoed. Kleinere uitvoeringen werden ontwikkeld, en dat leidde tot het vestzakhorloge. De ooms van mijn moeder woonden bij elkaar, maar hadden wel ieder een eigen vestzakhorloge.
De mannen op leeftijd liepen dagelijks door het dorp te flaneren in hun beste pak. Met een vest natuurlijk, want het klokje hing aan een gouden of zilveren ketting aan een knoop van het vest. Dit uurwerkje was de voorloper van het polshorloge.
Mijn eigen eerste horloge kreeg ik bij mijn plechtige communie -ik was 12- het was een Prisma horloge, en kostte maar liefst 75 guldens. Wat was ik trots, keek er elke 10 minuten op…
Anno 2025
Maar de tijden zijn veranderd. Ik draag nu geen horloge meer, ik kijk op mijn mobieltje hoe laat het is, dan zie ik meteen of er nieuwe berichten zijn. Of hoe het weer wordt. En hoe mijn website wordt bezocht. Of om even een foto te maken, of een sudoku op te lossen als ik ergens moet wachten.
O ja, ik heb wel een horloge. Ik heb het om als ik ga joggen, er zit een stappenteller op. Het meet ook mijn bloeddruk, glucose, lichaamstemperatuur, bloed-zuurstof. En allemaal voor minder dan mijn eerste Prisma.
Allemaal geweldig dat het kan, maar in het binnenwerk zit een chip en een batterij. Geen radertjes die roteren, geen onderdelen die tikken, geen nostalgie en levende techniek. Het is een dood dingetje, ik mis het tikken.